Vroeger was het een vertrouwd gezicht: bij grote voetbalwedstrijden kregen kijkers deskundige analyses van iconen zoals Johan Cruijff. Zijn inzicht, zijn visie op het spel en zijn ongeëvenaarde kennis van tactiek maakten elke uitzending een feestje voor voetballiefhebbers. Die tijd lijkt definitief voorbij. Tegenwoordig duikt ineens Wesley Sneijder overal op, en niet iedereen is daar blij mee.
Columnist Nico Dijkshoorn laat in Voetbal International duidelijk merken dat hij geen fan is van de voormalige middenvelder als analist. Hij schrijft over een typische Champions League-avond: chips, een biertje, een stapel tactische schema’s op schoot, klaar om te genieten van het voetbal – en dan plotseling staat Wesley Sneijder op het scherm. “Eerst is er de verbijstering. Nee toch. Niet weer? Wat weet Sneijder van de directeur van Ziggo Sport?” vraagt Dijkshoorn zich af.
Volgens de columnist lijkt Sneijder vooral te zwelgen in nostalgie. Elke uitzending laat hij merken dat hij nog steeds hunkert naar de voetbalsuccessen van weleer. Kort voor de wedstrijd heeft hij nog even iemand gebeld, kent hij precies de jongens in de spelerstunnel, en deelt hij alles wat hij weet alsof het een inside scoop is. Voor Dijkshoorn is het vaak te veel: “Ik werd er een beetje verdrietig van. Wesley Sneijder hoopt altijd dat de spelers hem herkennen en dat hij wordt gezien als de grote strateeg die hij ooit was.”

Het probleem volgens Dijkshoorn is dat Sneijder geen coach is, maar een oud-speler die terugkijkt naar zijn gloriedagen. Zijn analyses zijn vaak doorspekt met herinneringen aan WK’s en clubwedstrijden waarin hij het verschil maakte. “Het is een beetje vertederend soms,” schrijft de columnist, “want je ziet dat hij wil helpen, wil inspireren, wil vertellen hoe het allemaal moest. Maar dat is niet hetzelfde als daadwerkelijk coachen.”
Daar komt bij dat het fenomeen niet uniek is voor Sneijder. In Nederlandse sportshows verschijnen talloze ex-voetballers die al jaren niet meer op professioneel niveau spelen, maar wel hun mening mogen geven over wedstrijden, strategieën en spelers. Dijkshoorn stelt hardop de vraag: “Wat is de toegevoegde waarde van deze analisten als ze al tien jaar niets met het echte spel te maken hebben? Waarom moeten wij, de kijkers, genoegen nemen met meningen die vooral gebaseerd zijn op hun verleden en niet op actuele expertise?”

De columnist pleit dan ook voor een heroverweging van het hele format. Natuurlijk heeft ervaring waarde, en het perspectief van oud-spelers kan interessant zijn, maar wanneer het elke uitzending hetzelfde verhaal wordt, vervaagt de kwaliteit van de analyse. Volgens Dijkshoorn zouden we meer moeten vertrouwen op mensen die actief betrokken zijn bij het hedendaagse voetbal, die daadwerkelijk het spel begrijpen zoals het nu wordt gespeeld, en die inzichten kunnen bieden die verder gaan dan herinneringen aan persoonlijke successen.
Kortom, Dijkshoorn laat geen twijfel bestaan: het is tijd om kritisch te kijken naar wie er wordt ingezet als analist. Nostalgie is leuk, maar voor diepgaande inzichten en echt begrip van het spel is het niet voldoende. Wesley Sneijder mag dan een legende zijn geweest op het veld, voor sommige kijkers geldt dat zijn aanwezigheid op tv vaak meer irritatie dan meerwaarde oplevert.










